A. de Jong begon in 1877 haar activiteiten als scheepswerf in Scheveningen. (Zoals besproken in deel 1 en deel 2 van deze serie) Vijf jaar later legde oprichter Albert de Jong zich ook toe op de ontwikkeling van een eigen rederij. Mogelijk een beetje noodgedwongen, want een door zijn werf gebouwd visserschip werd niet verkocht omdat de koper failliet was gegaan. ‘Dan maar zelf meedoen aan de visserij’ moet hij gedacht hebben. Het bleek een goede gedachte want een bloeitijd voor de haringvisserij brak aan. Er werd veel vis gevangen op de Noordzee richting de Shetlandeilanden.
Door aankoop en nieuwbouw waren in 1913 een twaalftal schepen van A. de Jong onder de groen-witte bedrijfskleuren in de vaart. Elk schip was bemand met ongeveer 8 personen. De salarissen in die tijd varieerden van 12,- tot 88,- gulden (nu tussen de 5,- en 40,- Euro) per maand en de werkweek bedroeg meer dan 70 (!) uur. Moeilijk voor te stellen in vergelijking met onze tijd nu. Overigens maakte De Jong geen gebruik meer van de in 1904 gereedgekomen Scheveningse haven. De Scheveningse haven was te klein en ondiep geworden. De Jong had in Vlaardingen aan de (nu nog bestaande) Wilhelminahaven een rederijpand laten bouwen. Het was het begin van vele succesvolle jaren als scheepswerf en rederij in Vlaardingen en later ook in Schiedam.